04/07/2019 - Lang niet altijd is de scheidslijn tussen vrijheid van meningsuiting en haat zaaien eenvoudig te bepalen. Het brengt de politiek in een ingewikkelde spagaat; enerzijds wil zij niet de indruk wekken dat het censuur oplegt, anderzijds wil zij de verheerlijking van criminaliteit ook bedwingen.
Man krijgt 21 maanden cel voor delen beelden aanslag Christchurch. Zo luidt op 18 juni de kop van een artikel op de voorpagina van de NRC. Philip Arps uit Nieuw-Zeeland kreeg de celstraf doordat hij de beelden die de schutter van de aanslag streamde via Facebook deelde met zo’n dertig relaties, voorzien van commentaar; “geweldig”. De rechter veroordeelde Arps voor haatzaaien; 21 maanden celstraf. Arps heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan en beroept zich op zijn grondrecht: Vrijheid van meningsuiting.
De veroordeling voor haatzaaien komt in een tijd dat er meer en meer discussie ontstaat over de vraag hoe ver vrijheid van meningsuiting gaat als het gaat om de verspreiding van “haatdragende content”. En wat is haatdragende content en wie trekt daarin de lijn?
In het geval van Christchurch gaat het duidelijk om (zeer) aanstootgevend materiaal en het commentaar van Arps wordt ook terecht als een verheerlijking van de misdaad bestempeld door de rechter. Maar lang niet altijd is die scheidslijn tussen vrijheid van meningsuiting en haatzaaien zo eenvoudig te bepalen. Het brengt de politiek in een ingewikkelde spagaat; enerzijds wil zij niet de indruk wekken dat het censuur oplegt, anderzijds wil zij de verheerlijking van criminaliteit ook bedwingen.
Toen Youtube klachten kreeg over de Amerikaanse vlogger Steven Crowder die zich schuldig zou maken aan homofobe uitspraken bleek de lijn tussen haatzaaien en vrije meningsuiting lastiger. Voor veel mensen golden de uitingen van Crowder als haatzaaien, maar Youtube weigerde de content te verwijderen. “Opinions can be highly offensive, but if they don’t violate our policies, they’ll remain on our site.” Een dag later werden de video’s van Crowder wel “ge-demonitized”, wat inhoudt dat ze geen geld uit advertenties meer kunnen ophalen.
De vraag rondom het reguleren van illegale content heeft nog een component. Dat is de schaal waarop platforms zoals Youtube moeten opereren. Per minuut wordt er 500 uur aan videomateriaal op de website geplaatst. Dit is onmogelijk te monitoren met een menselijk team. Ook algoritmes zijn nog niet ver genoeg om een “menselijke” afweging te maken over de inhoud van een video. Zodoende zijn platforms dus veel afhankelijk van klachten van gebruikers over aanstootgevende content. Dit maakt de beoordeling subjectief, zoals de case met Crowder ook al aan gaf.
Hoewel er dus gevallen zijn waarin er onbetwist sprake is van haatzaaien, is het begrip vaak onderwerp van discussie. En nu de politiek zich steeds meer voor de bestrijding van illegale content online gaat inzetten, is het van belang dat het bedrijfsleven in dialoog blijft met de beleidsmakers. Hiervan profiteren beide partijen. De overheid omdat bedrijven ervaringsdeskundigen zijn en dus beschikken over informatie en kennis die niet vanzelfsprekend in handen van de politici is. Dergelijke expertise kan de overheid helpen om adequate wetgeving te schrijven die aansluit bij wat er speelt in de sector. Tegelijkertijd zijn ook de bedrijven natuurlijk gebaat bij goede regelgeving die oog heeft voor het gehele plaatje en niet enkel kijkt naar het maatschappelijke perspectief.
Mocht u aanvullende vragen hebben of zelf in gesprek (willen) gaan met relevante beleidsbepalers, neem dan contact op. Ons public affairs team kan u helpen om bij de juiste mensen met de juiste boodschap aan tafel te komen.
Wij komen zo snel mogelijk bij u terug